Synopsis

Voor de komst van kunstmatige intelligentie werden taken die complex denkwerk, analyse en besluitvorming vereisten voornamelijk door mensen uitgevoerd. Kunstmatige intelligentie ontstond in 1950 en is uitgegroeid tot een gebied van de computerwetenschap dat zich richt op het creëren van taken waarvoor over het algemeen menselijke intelligentie nodig is. Het AI-programma begon zich in 1956 wereldwijd te ontwikkelen door verschillende landen, waaronder de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Japan en China.

In de begindagen was AI vooral gericht op het oplossen van logische problemen (planning, optimalisatie, etc.) en het manipuleren van symbolen (taalvertaling, documentanalyse en het extraheren van relevante informatie). Met de komst van machinaal leren en neurale netwerken heeft AI echter een grote revolutie doorgemaakt, waardoor machines kunnen leren van gegevens en autonome beslissingen kunnen nemen.

AI heeft de maatschappij veel voordelen en vooruitgang gebracht, zoals een betere gezondheid (geavanceerde medische scanners) en een hogere productiviteit en efficiëntie, met name in het onderwijs (creatie van gepersonaliseerde online leerplatforms zoals Final Draft, Celtx) en de filmproductie (robotcamera's en speciale effecten). AI heeft echter ook een aantal nadelen, zoals banenverlies en een gebrek aan controle en verantwoordelijkheid. Het wordt ook beïnvloed door factoren zoals sociale vraag, maatschappelijke transformatie en economische impact.

We gaan ook in op de ethische en sociale kwesties die deze technologie met zich meebrengt, waarbij we de voor- en nadelen onder de loep nemen.